2 Koningen 6:32

SV(Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis der voeten van zijn heer achter hem?
WLCוֶאֱלִישָׁע֙ יֹשֵׁ֣ב בְּבֵיתֹ֔ו וְהַזְּקֵנִ֖ים יֹשְׁבִ֣ים אִתֹּ֑ו וַיִּשְׁלַ֨ח אִ֜ישׁ מִלְּפָנָ֗יו בְּטֶ֣רֶם יָבֹא֩ הַמַּלְאָ֨ךְ אֵלָ֜יו וְה֣וּא ׀ אָמַ֣ר אֶל־הַזְּקֵנִ֗ים הַרְּאִיתֶם֙ כִּֽי־שָׁלַ֞ח בֶּן־הַֽמְרַצֵּ֤חַ הַזֶּה֙ לְהָסִ֣יר אֶת־רֹאשִׁ֔י רְא֣וּ ׀ כְּבֹ֣א הַמַּלְאָ֗ךְ סִגְר֤וּ הַדֶּ֙לֶת֙ וּלְחַצְתֶּ֤ם אֹתֹו֙ בַּדֶּ֔לֶת הֲלֹ֗וא קֹ֛ול רַגְלֵ֥י אֲדֹנָ֖יו אַחֲרָֽיו׃
Trans.we’ĕlîšā‘ yōšēḇ bəḇêṯwō wəhazzəqēnîm yōšəḇîm ’itwō wayyišəlaḥ ’îš milləfānāyw bəṭerem yāḇō’ hammalə’āḵə ’ēlāyw wəhû’ ’āmar ’el-hazzəqēnîm harrə’îṯem kî-šālaḥ ben-haməraṣṣēḥa hazzeh ləhāsîr ’eṯ-rō’šî rə’û kəḇō’ hammalə’āḵə siḡərû hadeleṯ ûləḥaṣətem ’ōṯwō badeleṯ hălwō’ qwōl raḡəlê ’ăḏōnāyw ’aḥărāyw:

Algemeen

Zie ook: Aangezicht, Gelaat, Elisa (profeet)

Aantekeningen

(Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis der voeten van zijn heer achter hem?


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וֶ

-

אֱלִישָׁע֙

Elísa

יֹשֵׁ֣ב

nu zat

בְּ

-

בֵית֔וֹ

in zijn huis

וְ

-

הַ

-

זְּקֵנִ֖ים

en de oudsten

יֹשְׁבִ֣ים

zaten

אִתּ֑וֹ

bij

וַ

-

יִּשְׁלַ֨ח

hem. En hij zond

אִ֜ישׁ

een man

מִ

-

לְּ

-

פָנָ֗יו

voor zijn aangezicht

בְּ

-

טֶ֣רֶם

maar eer

יָבֹא֩

hem gekomen was

הַ

-

מַּלְאָ֨ךְ

de bode

אֵלָ֜יו

tot

וְ

-

ה֣וּא׀

had hij

אָמַ֣ר

gezegd

אֶל־

tot

הַ

-

זְּקֵנִ֗ים

de oudsten

הַ

-

רְּאִיתֶם֙

Hebt gijlieden gezien

כִּֽי־

hoe

שָׁלַ֞ח

gezonden heeft

בֶּן־

zoon

הַֽ

-

מְרַצֵּ֤חַ

des moordenaars

הַ

-

זֶּה֙

die

לְ

-

הָסִ֣יר

af te nemen

אֶת־

hem

רֹאשִׁ֔י

om mijn hoofd

רְא֣וּ׀

Ziet toe

כְּ

-

בֹ֣א

komt

הַ

-

מַּלְאָ֗ךְ

als die bode

סִגְר֤וּ

sluit

הַ

-

דֶּ֙לֶת֙

de deur

וּ

-

לְחַצְתֶּ֤ם

toe, en dringt

אֹת

-

וֹ֙

-

בַּ

-

דֶּ֔לֶת

met de deur

הֲ

-

ל֗וֹא

is niet

ק֛וֹל

het geruis

רַגְלֵ֥י

der voeten

אֲדֹנָ֖יו

van zijn heer

אַחֲרָֽיו

achter


(Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis der voeten van zijn heer achter hem?

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!